Smart Pendant instellen
Let op
Het scherm Smart Pendant instellen is een scherm waarin u de functies kunt instellen die worden verstrekt als opties van de A-Series.
- Selecteer het menu Afstandsbediening in het menu Smart Pendant instellen.
- Informatie over de huidige instellingen wordt weergegeven in het deelvenster Instellingenbeheer.
- Stel de wisselknop Smart Pendant gebruiken in op AAN.
- Als het systeem opnieuw wordt opgestart met de Smart Pendant gebruiken ingesteld op AAN, wordt het systeem opgestart in de afstandsbedieningsmodus.
- Taak selecteren
- Dit is de taak die in de modus Smart Pendant moet worden gebruikt.
- Klik op de knop Bevestigen en vervolgens op Smart Pendant starten.
- Het scherm met het dashboard van de Smart Pendant wordt weergegeven en u kunt de opdrachten met de Smart Pendant gebruiken.
- Als de modus Smart Pendant wordt gestart vanuit Windows, verandert het scherm Instructiependant eveneens in het scherm Smart Pendant.
Nr. | Item | Omschrijving |
1 | Task Monitoring Tab | Dit is het tabblad waarop de bewakingsinformatie wordt weergegeven die noodzakelijk is voor de uitvoering van het inputsignaal en Taak van Smart Pendant. |
2 | Log Tab | Dit is het tabblad dat de logboekberichten weergeeft die tijdens de uitvoering van de taak zijn verzameld. |
3 | Smart Pendant Enable Signal | Wanneer de Smart Pendant op de controller is aangesloten, wordt deze weergegeven als Gecontroleerd (groen). |
4 | Homming Signal | Wanneer de homing-knop van de Smart Pendant wordt ingedrukt, wordt de indicator weergegeven als Gecontroleerd (groen). |
5 | Servo On/Off Signal | Geeft de Servo Aan/Uit-status weer |
6 | Function Button Signal | Indicatoren voor de status van de P1-P4-pers |
7 | Current Task | Gebied dat de taak weergeeft die moet worden gebruikt door de Smart Pendant |
8 | Total Time | Totale afspeeltijd van taak |
9 | Total Count | Aantal taaklussen |
10 | Average Cycle Time | Gemiddelde afspeeltijd van elke taakcyclus |
11 | TCP Indicator | Informatie over het TCP dat door de huidige taak wordt gebruikt |
12 | Tool Weight Indicator | Informatie over toolgewicht die door de huidige taak wordt gebruikt |
13 | Tool Shape Indicator | Informatie over toolvorm die door de huidige taak wordt gebruikt |
14 | Collision | Informatie over botsingsdrempel |
15 | Force | Informatie over kracht |
16 | Digital / Flange I/O information | Informatie over digitale/flens-I/O |
17 | Close | Knop die wordt gebruikt om de modus Smart Pendant te sluiten. |
Opmerking
Als de noodstop of veiligheidsstop optreedt in de modus Smart Pendant, wordt deze als volgt afgehandeld:
- Noodstop: Er verschijnt een noodstop-pop-up. Nadat de oorzaak van de noodstop is weggenomen - door aan de noodstopschakelaar te trekken of te draaien voor reset, sluit de pop-up automatisch.
- Protective Stop (Beveiligde stop) veroorzaakt de overgang naar de status Servo Off (Servo Uit): Er verschijnt een rode pop-up voor beschermende stop. Als de Servo On-knop van de Smart Pendant wordt ingedrukt nadat de oorzaak van de beschermende stop is weggenomen, worden de robot-servoaandrijvingen ingeschakeld en wordt de pop-up automatisch gesloten.
- Protective Stop (Beveiligde stop) veroorzaakt de overgang naar de status Interrupted Onderbroken): Er verschijnt een gele pop-up voor beschermende stop. Als de Reset-knop van de Smart Pendant wordt ingedrukt nadat de oorzaak van de beschermende stop is weggenomen, schakelt de robot over naar de normale stand-bystatus - Manual Standby, Auto Standby of HGC Standby.
Bij veiligheidsovertredingen waarvan de oorzaak niet kan worden weggenomen zonder de robot te verplaatsen, kan de functie Clamping Escape by cockpit worden gebruikt. - Voor details over de status voor elke modus, zie " Status en kleur van ledlampje van flens voor elke modus".