Foutopsporing gebruiken
OPTIONEEL NORMAAL 5 MIN.
De Teach-hanglamp biedt foutopsporingsfuncties voor taakprogramma's die zijn gemaakt met de Task Builder en Task Writer.
- Foutopsporing verwijst naar het proces van het verwijderen van bugs in de aangemaakte code.
- De functie voor foutopsporing is een verplicht hulpmiddel voor het opsporen en verhelpen van bugs binnen een app.
In dit gedeelte worden het foutopsporingsscherm, de functie en de methode van de Task Builder beschreven, maar dezelfde procedure kan worden gebruikt in de Task Writer.
Opmerking
- Om de taak uit te voeren en foutopsporing uit te voeren, moet de robot in de status Servo aan staan. Druk op de knop Status > Servo aan om de robot in te stellen op Servo aan.
- Open het taakprogramma dat u wilt debuggen in de Taakbouwer.
- Controleer of de takenlijst de taak heeft om fouten op te sporen.
- Selecteer het tabblad afspelen rechts op het scherm.
- Schakel het selectievakje Debug in.
- Het menu Extra aan de linkerkant bevat de volgende foutopsporingsfuncties.
- Breekpunt: Het verwijst naar het punt waar het programma opzettelijk wordt gestopt. Het programma wordt tijdelijk gestopt voordat de opdracht in de geselecteerde opdrachtregel wordt uitgevoerd.
- Punt overslaan: Het verwijst naar het punt waar het programma opzettelijk wordt overgeslagen. De opdracht van de geselecteerde regel wordt niet uitgevoerd en de opdracht op de volgende regel wordt uitgevoerd.
- Afspelen: Het is de knop die foutopsporing uitvoert, en heeft dezelfde functie als de knop die programma's uitvoert. Het verschil is dat het uitvoeren van foutopsporing breekpunten activeert en punten overslaat.
- Selecteer de opdrachtregel die u wilt debuggen en druk op de knop Break Point om een breekpunt toe te voegen.
- Het breekpunt stopt voordat het commando op het overeenkomstige punt wordt uitgevoerd wanneer foutopsporing wordt uitgevoerd door op de knop Tools > Play te drukken. Tijdens de pauze biedt het menu Extra aan de linkerkant de volgende foutopsporingsfuncties.
- Hervatten: Hiermee wordt de uitvoering van de gepauzeerde opdracht vanaf de bijbehorende opdrachtregel voortgezet.
- Stoppen: Hiermee beëindigt u de foutopsporing van het programma.
- Stap voor stap: Hiermee wordt de enkele regel van de gepauzeerde opdracht uitgevoerd. De opdracht wordt opnieuw onderbroken op de volgende opdrachtregel.
- Nadat de foutopsporing is voltooid, wijzigt u de items op het opdrachtentabblad of het eigenschappentabblad die moeten worden hersteld en voert u de foutopsporing opnieuw uit.