Veiligheidsfunctie-instellingen
Classificatie | Veiligheidsinstellingen | Beschrijving | |
---|---|---|---|
1 | Basis-/universele instellingen | Er kan een coördinatenstelsel voor de robot en het werkstuk worden ingesteld. | |
De universele veiligheidslimiet voor gewrichten en robot/TCP-bewakingsfuncties met veiligheidsclassificatie kan worden ingesteld. | |||
Configureerbare digitale I/O-poorten kunnen worden ingesteld als I/O-veiligheidssignaal. | |||
De stopmodus kan worden ingesteld wanneer de noodstop of de veiligheidsstop is geactiveerd, of wanneer de veiligheidsbewakingsfunctie een overschrijding van de grenswaarden detecteert. | |||
2 | Gereedschap en robot houding | De werkstukbelasting, die als basis dient voor besturings- en veiligheidsfuncties, kan worden ingesteld. | |
Er kunnen robotvormen worden ingesteld, die worden gebruikt in de ruimtelimiet en de functies voor het voorkomen van zelfbotsingen. | |||
De opstelling van de robotinstallatie kan worden ingesteld. | |||
3 | Ruimtebeperking | De robot/TCP positielimiet-functie kan worden geactiveerd. | |
4 | Zone | Het is de zone die kan worden ingesteld voor samenwerking tussen robot en operator.
| |
De werkpositie van de robot en de ruimte rond obstakels kunnen worden ingesteld om het risico te verminderen dat ledematen tussen robots en obstakels vast komen te zitten.
| |||
Net als in het geval dat kracht moet worden uitgeoefend via contact met het werkstuk, kunnen botsingsdetectie en TCP-krachtbegrenzingsveiligheidsfuncties worden uitgeschakeld (muting) of worden gebruikt om de grens te verlichten.
| |||
Dit kan worden gebruikt om risico's in verband met de richting van het werkstuk of gereedschap van de robot te verminderen.
| |||
Veiligheidslimieten kunnen per zone verschillend worden gebruikt, afhankelijk van de noodzaak van robottoepassing.
|